Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats [15]El Beth-el; want [16]God was hem aldaar geopenbaard geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood. 15. Dat is, God is [te] Beth-el. Aldus noemt hij deze plaats voor de tweede maal; zie boven, hfdst.28 vs.19, en verg. boven, hfdst.33 vs.20. 16. Zie boven, hfdst.28 vs.13, en de manier van spreken, hfdst.20 vs.13.